Afbeelding: Bram
Copyrights: Geert van Elst
Afbeelding: Bram
Copyrights: Geert van Elst
Wolven zijn niet individueel herkenbaar – waarom visuele identificatie tekortschiet
In het maatschappelijke debat over de wolf, zoals recent bij incidenten op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug, wordt vaak geprobeerd individuele wolven te koppelen aan gedragingen zoals bijtincidenten of ‘opmerkelijk gedrag’. Toch is het goed om stil te staan bij een fundamenteel probleem: wolven zijn in de praktijk nauwelijks visueel individueel herkenbaar. En juist daarom is DNA-onderzoek onmisbaar.
Door Andre Donker n.a.v. voorgenomen afschot Hubertus
Visuele herkenning: de uitzondering, niet de regel
Wolven vertonen van nature een sterke gelijkenis in uiterlijk. Uitzonderingen daargelaten – bijvoorbeeld wanneer een wolf een opvallend gebrek vertoont, zoals een mank been, een afhangend oor of een knik in de staart – is het vrijwel onmogelijk om met het blote oog een individuele wolf met zekerheid te identificeren.
Copyrights: Geert van Elst
Zelf zie ik honderden beelden van wolven. De uiterlijke verschillen zijn doorgaans zó minimaal, dat betrouwbare herkenning nauwelijks mogelijk is. Daarbij beïnvloeden allerlei factoren het beeld: de leeftijd van het dier, de seizoensvacht (zomer of winter), de lichtinval (ochtend, middag of avond), en zelfs de hoek van de cameraval.
Kritische blik op het EcoNatura-rapport
Een treffend voorbeeld is het rapport van EcoNatura over een vermeend bijtincident. Daarin worden op pagina 8 en 9 foto’s getoond van wat als dezelfde daderwolf wordt gepresenteerd. Mijn analyse wijst echter op fundamentele verschillen: op pagina 8 een zwaar gebouwde, volwassen wolf; op pagina 9 een duidelijk jonger, lichter gebouwd dier met grijzere vacht en minder ontwikkelde kop.
Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat beide foto’s hetzelfde individu tonen. En ook de vergelijking met de zogenaamde ‘vaderwolf’ biedt geen zekerheid, mede doordat de beschikbare foto’s van deze vaderwolf nog onduidelijker zijn.
Misvattingen over ‘probleemwolven’
In het rapport worden ook gedragingen als ‘dominantie’ en ‘staartpositie’ besproken, met verwijzing naar het verouderde concept van de ‘alpha wolf’. Wetenschappelijk onderzoek toont inmiddels aan dat dit concept slechts opgaat voor wolven in gevangenschap. In het wild kennen wolven een gezinsstructuur waarin dominante gedragingen veel subtieler zijn. Jonge wolven durven bijvoorbeeld hun staart niet zomaar op te richten in aanwezigheid van oudere groepsleden, uit sociale zelfbeheersing.
Het gebruik van dergelijke gedragskenmerken als bewijs voor ‘probleemgedrag’ is dus zeer riskant. De kans op verkeerde inschattingen is groot – en de gevolgen voor het dier onomkeerbaar.
Ervaringen uit binnen- en buitenland
Voorbeelden van verkeerde inschattingen zijn legio:
Zwitserland: daar werden 50 wolven afgeschoten na beschuldigingen van schade aan landbouwhuisdieren. DNA-onderzoek wees uit dat geen van deze 50 dieren ooit contact had gehad met een gedood landbouwhuisdier. De verkeerde wolven werden gedood.
Nederland: BIJ12 stelt DNA-onderzoek in bij schadegevallen aan schapen. Meerdere keren bleek een hond – niet een wolf – de dader.
Wolf Bram (Utrechtse Heuvelrug): ook hier dachten betrokken specialisten aanvankelijk met een alleenstaande wolf te maken te hebben. Achteraf bleek het anders te liggen. De aannames bleken fout.
Zonder sluitend DNA geen sluitende conclusies
Al deze voorbeelden onderstrepen één ding: zonder sluitend DNA-onderzoek, uitgevoerd door bevoegde personen en geanalyseerd door een wetenschappelijk instituut, kunnen er geen betrouwbare uitspraken worden gedaan over individuele wolven. Foto’s en gedragsinschattingen zijn simpelweg onvoldoende.
In gevoelige kwesties als deze – waar een leven van een beschermde diersoort op het spel staat – is uiterste zorgvuldigheid vereist. Dat betekent: niet speculeren, maar onderbouwen. En vooral: onafhankelijk onderzoek, zeker wanneer particuliere belangen of framing als ‘probleemwolf’ een rol spelen.