Afbeelding: "Bram".
Copyrights: Sjaak Hoogendoorn
Afbeelding: "Bram".
Copyrights: Sjaak Hoogendoorn
Copyrights: David Selbert
Dierenliefde? Alleen als het ons uitkomt
Een screenshot als aanleiding …
Aanleiding voor dit blog is een korte conversatie met een trouwe volger, die mij via Messenger regelmatig berichten stuurt. Hij deelde een screenshot met mij van een reactie onder een vermeend dierenwelzijnsbericht. Het viel hem – net als mij – op hoe selectief mensen omgaan met hun zogenoemde dierenliefde. Dat zette mij aan het denken. Want hoe kan het dat sommige dieren alles mogen, en andere dieren niets?
Door Werkgroep Wolf Leusden
De Oostvaardersplassen en de broodje-kroketparadox
Er zit iets fundamenteel scheef in hoe mensen naar dieren kijken. Neem de Oostvaardersplassen. Toen daar konikpaarden, edelherten en heckrunderen massaal stierven van de honger, kwamen mensen terecht in actie. Ze gooiden hooi over het hek. Ze stonden op voor de dieren. En dat is goed. Daar is niks mis mee.
Zonder vlees eten te veroordelen: toch is dit vreemd. Iemand wees ons erop hoe sommige activisten – terwijl ze in naam van dierenwelzijn actie voerden – rustig een broodje kroket zaten te eten. Huilen om een stervend paard, terwijl je een dood kalf naar binnen werkt. Dat wringt. Begrijpelijk, misschien, want eetgewoontes zijn vaak cultureel diepgeworteld, maar het botst wel met het idee van consequente dierenliefde.
De wolf als uitsluiting van empathie
En het wordt nog krommer. Want veel van diezelfde mensen die alles willen doen voor de grazers in de Oostvaardersplassen, willen de wolf het liefst het land uit jagen. Of afschieten. Zodra de wolf opduikt, verandert hij in de ogen van een dier dat bescherming verdient in een “gevaarlijk roofdier” dat bestreden moet worden. Dat kan voortkomen uit angst of praktische zorgen, zoals vee dat gevaar loopt, maar het roept wel de vraag op: is dit nog dierenliefde, of toch speciësisme? Speciësisme, voor wie het niet kent, is het bevoordelen van de ene diersoort boven de andere, puur op basis van onze eigen voorkeuren.
Waarom beschermen we de een, maar vervolgen we de ander? Waarom verdienen grazers ons medelijden, maar de jager onze haat? Je beschermt het edelhert, maar gunt de wolf geen plek in de natuur. Het is discriminatie op soort – meer is het niet.
En in dit geval is het nog venijniger: het is selectieve dierenliefde. Je vecht voor grazers met grote ogen, maar haat de jager. Je bewondert het konikpaard, maar wil de wolf dood. Terwijl beide dieren gewoon doen waarvoor ze op aarde zijn gezet. En laten we eerlijk zijn: een wolf die een hert doodt om te overleven is minder wreed dan een mens die een kalf laat slachten voor een snack.
De hond als familielid, de wolf als vijand En het zijn niet alleen dierenactivisten. Ook gewone mensen met huisdieren doen eraan mee. Hier in de buurt woont iemand die dol is op haar hond en graag paardrijdt in Den Treek. Maar zodra het over wolven gaat, komt de ware aard naar boven. Toen ik het had over de stroperij van een wolf, zei ze letterlijk: "Goed zo."
Goed zo. Alsof het doodschieten van een beschermde diersoort een verdienste is. Alsof het moed vraagt, in plaats van lafheid. Diezelfde vrouw beschouwt haar hond als gezinslid, maar als het om de wolf gaat – een hondachtige net als haar eigen dier – dan mag alles. Dan mag het beest kapot. Dan mag het probleem verdwijnen.
De rol van de wolf in het ecosysteem
De wolf is geen monster. Hij is een essentieel onderdeel van het ecosysteem: hij zorgt voor evenwicht en houdt populaties gezond, op een manier die wij als mens zelden natuurlijk nabootsen. Onderzoek in Yellowstone National Park heeft bijvoorbeeld aangetoond hoe wolven, door te jagen op herten, de begroeiing helpen herstellen en zelfs rivieren stabiliseren – een domino-effect dat het hele ecosysteem ten goede komt. Toch wordt hij vaak gehaat – soms uit onbegrip, soms uit conflict met menselijke belangen. Dat maakt zijn vervolging niet minder wrang.
Selectieve compassie en mentale gymnastiek
Dat noemen we mentale gymnastiek. Of beter: inconsequent denken. Want echte dierenliefde stopt niet bij het schattige en het aaibare. Echte dierenliefde is niet selectief. Die is universeel. En als je alleen opkomt voor dieren die je lief vindt, dan is het geen dierenliefde. Dan is het gewoon projectie. En speciësisme, in z’n lelijkste vorm.
Een bredere blik op dierenliefde
Als analist ben ik geïnteresseerd in morele consistentie, of het nu over beleid, natuur of menselijk gedrag gaat. Vanuit analytisch perspectief zie ik hierin een cognitief spanningsveld tussen empathie, culturele conditionering en morele consistentie. Dezelfde persoon die terecht verdrietig wordt van een YouTube-video over een mishandelde pup, kan zonder nadenken vlees kopen van een dier dat systematisch is gefokt, opgesloten en geslacht. Die tegenstelling is geen uitzondering, maar eerder de maatschappelijke norm – en dat maakt het zo schrijnend.
Neem bijvoorbeeld de recente discussie over insecten: miljarden vliegenlarven worden in industriële omstandigheden gekweekt, vaak zonder enige bescherming. Toch raken maar weinig mensen daar moreel van in de war – simpelweg omdat het om insecten gaat. Het begrip ‘nieuwe bio-industrie’ komt hier in zicht: een hele sector van verborgen lijden, verstopt achter efficiëntie en technologische vooruitgang.
Vanuit een rationeel perspectief wringt dat: als lijden ons morele kompas is, dan zou het irrelevant moeten zijn of een dier aaibaar, slim of esthetisch aantrekkelijk is. Toch maken we dat onderscheid voortdurend – en precies daarin laat onze morele logica het afweten.
De vraag die ik dus op tafel wil leggen, is deze:
valt selectieve empathie voor een paar soorten nog onder dierenliefde – of is het een vorm van zelfprojectie die we verwarren met compassie?
En wat zegt dat over onze morele keuzes?
Misschien begint echte compassie pas wanneer we durven kijken naar het oncomfortabele – en daar net zo hard voor strijden als voor het schattige.