Copyrights Bram: David Liesker
Copyrights Bram: David Liesker
Analyse: wolven, honden en menselijk gedrag in Nederland
De berichten uit het Dwingelderveld — twee ontmoetingen waarbij een jonge wolf dicht bij honden kwam — maar ook de situatie rond Bram, laten hetzelfde patroon zien: wolven tonen belangstelling voor honden, niet voor mensen. In alle drie de gevallen reageerden wolven vooral op de aanwezigheid van een hond in hun nabijheid, en trokken zij zich terug zodra mensen schreeuwden of zich groter maakten. Deze incidenten passen binnen een bekend ecologisch patroon dat te maken heeft met territorium, leeftijd en menselijk recreatiegedrag.
Stichting Werkgroep Wolf Leusden, 25 november 2025
Wij hebben deze patronen en observaties voorgelegd aan onze wolvendeskundige, en hij bevestigde dat deze analyse volledig aansluit bij wat in de ecologische literatuur bekend is: het gaat om voorspelbaar, verklaarbaar gedrag dat voortkomt uit territorium, jeugd, context en menselijke aanwezigheid — niet om agressie richting mensen.
Ecologisch onderzoek uit heel Europa laat zien dat wolven honden niet beschouwen als “huisdieren”, maar als soortgenoten of indringers. Een hond die een wolventerritorium betreedt, wordt door wolven — vooral jonge dieren — benaderd uit:
territoriale defensie,
nieuwsgierigheid,
of onzekerheid (bij juveniele dieren).
Dit betekent niet dat wolven mensen aanvallen; de menselijke nabijheid is meestal een toevallig neveneffect omdat honden vrijwel altijd bij hun eigenaar zijn of in het geval van loslopers, daar weer naar teruggaan.
Onze wolvendeskundige bevestigde dat dit precies is wat we zien in zowel de Dwingelderveld-incidenten als bij Bram hond-georiënteerd gedrag, niet mens-georiënteerd gedrag.
Wolven zijn van nature schuw. Die schuwheid blijft intact als mensen consequent hetzelfde gedrag tonen:
afstand houden,
honden aanlijnen,
en wolven actief wegjagen wanneer ze te dichtbij komen.
Waar dit consistent gebeurt, blijft afstandelijk gedrag stabiel. Waar dat níet gebeurt, ontstaat juist gewenning aan menselijke nabijheid.
Onze deskundige benadrukt dat dit een menselijke verantwoordelijkheid is, niet een eigenschap van de wolf.
Jonge wolven (zoals de welp van 7 maanden op het Dwingelderveld) leren in hun eerste levensjaar wat “normaal” is in hun leefgebied. Als roedels tijdens de kraamtijd voortdurend worden geconfronteerd met:
loslopende honden,
recreanten buiten paden,
of gebrek aan rustzones,
dan internaliseren jonge dieren dat patroon als een normaal onderdeel van hun fomgeving. Dat leidt niet tot agressie, maar tot een verminderde vluchtrespons — wat mensen vervolgens interpreteren als “brutaal” of “onverschrokken”.
Onze wolvendeskundige bevestigt: dit gedrag is bij jonge wolven typisch voor onzekerheid, niet voor agressie. Het gedrag is typisch voor elkaar opvolgende fasen in het leerproces en heeft niets met agressie te maken, maar met het zich ontwikkelen en aanleren van gedrag als reactie op omgevingsfactoren.
In tegenstelling tot landen met langere co-existentie-ervaring (Duitsland, Zweden, Oostenrijk) kent Nederland geen structureel netwerk van aangewezen wolvenrustgebieden. Daardoor lopen roedels vrijwel nergens vrij van recreatieverkeer.
Dit vergroot de kans op:
ontmoetingen op korte afstand,
onzeker gedrag bij jonge wolven,
en misinterpretatie door recreanten.
Kans op aangepast, maar ook ongewenst gedrag op deze omgevingsfactoren, zoals verminderd afstand houden, contact blijven zoeken met honden en eventueel vergrote kans op incidenten.
In grote delen van Nederland zijn honden aangelijnd verplicht, maar in de praktijk blijft handhaving achter. Juist loslopende honden vormen de grootste trigger voor wolven om dichterbij te komen.
Kort samengevat:
Niet de wolf veroorzaakt het probleem,
maar het menselijke recreatiepatroon midden in kerngebieden.
Onze wolvendeskundige zegt hierover:
zolang honden loslopen in kerngebieden, blijven deze situaties ontstaan — niet omdat wolven veranderen, maar omdat mensen dat doen. Dit omdat wij deze situatie die dit gedrag triggert zelf creëren.
Aversieve conditionering (bijv. paintball) kan alleen effectief worden ingezet wanneer:
de hond aangelijnd is,
de wolf op de hond reageert,
en de provincie een escalatieladder volgt.
Bij loslopende honden is paintball niet passend en niet effectief. De oorzaak ligt dan niet bij de wolf, maar bij het overtreden van aanlijnregels door bezoekers.
Onze deskundige onderstreepte dat paintball niet bedoeld is als correctie voor menselijk gedrag.
De recente ontmoetingen in het Dwingelderveld en Bram, laten een consistent beeld zien: wolven reageren op honden, niet op mensen, en dat gedrag past volledig binnen wat ecologisch bekend is over territorium, jeugd en context. De situaties ontstaan vooral doordat Nederland nauwelijks rustgebieden kent en doordat regels voor recreatie — met name het aanlijnen van honden — onvoldoende worden nageleefd of gehandhaafd.
Het is daarom onjuist om deze ontmoetingen te duiden als “agressief” of “gevaarlijk” wolvengedrag.. Ze zijn het directe gevolg van menselijk recreatiegebruik in wolventerritoria.
Een duurzame oplossing ligt niet in het bestraffen of conditioneren van wolven, maar in:
consequente handhaving van bestaande regels,
het instellen van echte rustzones,
publieksvoorlichting over hondengedrag in wolvengebieden.
Zolang die randvoorwaarden ontbreken, blijven vergelijkbare incidenten optreden — niet omdat de wolf verandert, maar omdat wij dat doen. Omdat wijzelf dit gedrag veroorzaken.
Oorzaak weghalen, in plaats van symptoombestrijding (paintballen of zenderen). Bij het niet instellen van voldoende rustgebieden en handhaving op loslopende honden blijven we met deze problematiek te maken hebben.